Utrecht - Domplein 31 - graven keizer Koenraad de 2e en keizer Hendrik de 5e
2015.1022a
Nieuws: in 1475 zijn de resten van keizer Koenraad II en Hendrik V
verplaatst binnen de Dom van Utrecht






In de tegelvloer van het koor van de Domkerk ligt, achter de avondmaalstafel, een aantal onopvallende, maar zeer belangrijke tegels: de 'keizerssteentjes'. Het gaat om twee reeksen van drie tegels, 'blauwe' (zwarte hardsteen) en 'witte' (gele Gobertange), plus een gele, heel afwijkende tegel, die er niet direct op aansluit.
De nieuwste publicatie met 'de kennis van nu' over de Dom en de tegels is De Utrechtse Domtoren, trots van de stad. Hierin schrijven René de Kam, Frans Kipp en Daan Claessen dat de keizerlijke stoffelijke resten oorspronkelijk niet op deze plaats lagen. "Aanvankelijk rustten hart en ingewanden van beide keizers in een monumentale graftombe in de viering van de Dom. Na de afbraak van het romaanse transept die in 1460 begon, zijn de keizersgraven verplaatst naar het koor voor het hoogaltaar. Sinds die tijd worden de graven door zes kleine tegeltjes met wapens en inscripties gemarkeerd."
Het belang van de tegels is al uitvoerig belicht in 1929 door H.C. Hazewinkel in zijn artikel De keizersgraven in den Dom. Onder de tegels liggen het hart en de ingewanden van keizer Koenraad II (gestorven 1039) en van keizer Hendrik V (gestorven 1125). Naar ieder verwijst een rij van drie tegels.
Hij tekent en bespreekt ook het zo afwijkende tegeltje met 'hiërogliefen'. Hij begreep dat het om een jaartal moest gaan, maar ontkracht terecht dat er '1039' zou staan zoals eerder beweerd werd. Het derde cijfer, Λ, interpreteert hij juist: het is een 7. En verder? Het jaartal kan "met veel goeden wil slechts opgevat worden als 1079".
In 1965 onderschrijven E.J. Haslinghuis en C.J.A.C. Peeters in hun monografie De Dom van Utrecht de interpretatie van Λ als 7. Het karakter van de serie tegels wijst, volgens hen, op de 15e eeuw, maar verder dan dat komen ze niet.
De belangrijkste bijdrage aan de discussie is van John M.A. van Cauteren in De liturgische koordispositie van de romaanse Dom te Utrecht, uit 1988. Hij geeft de oorspronkelijke plaats van de graven, de herplaatsing na de sloop van het transept en de twee verhuizingen van de tegels in 1720, waarbij ze op de huidige plaats terecht kwamen. Bij de beschrijving van de tegels noemt hij de jaartaltegel niet. Waarom werden de graven pas in de 15e eeuw verplaatst, terwijl het gotisch koor al rond 1350 gebruikt kon worden? "De hierboven geschilderde gang van zaken verklaart dit fenomeen en geeft de mogelijkheid de stenen nauwkeuriger te dateren: namelijk rond 1460-1470."
In 1997 is de puzzel bijna opgelost in Graven en begraven in de Dom van Utrecht, door P. Borst & A. de Groot & J.G. Jonker-Klijn & R.Roks. Zij beschrijven, met foto, de jaartalsteen: "een geel steentje, waarop het jaartal 147(9?). Mogelijk het jaar waarin de keizerssteentjes hier zijn aangebracht". Het tweede cijfer is vermoedelijk vooral als een 4 gelezen op grond van de genoemde dateringen in de 15e eeuw. Het vraagteken bij de 9 is terecht geplaatst.

Jammer dat de Trots van de stad geen woord wijdt aan de jaartaltegel, want het precieze jaartal is een 'bouwsteen' voor dit beeldend gebrachte verhaal over de bouw van kerk en toren.









De grote vraag is dus: welk jaartal staat op de tegel?

Laten we niet, zoals de genoemde auteurs, naar andere bronnen kijken, maar naar de echte bron: de tegel zelf.

Het eerste cijfer is ondubbelzinnig een 1

Voor het tweede cijfer lijkt het cijfer 0 of het cijfer 4 in aanmerking te komen. De 0 zou passen bij de eeuw, waarin Koenraad II stierf, maar de voorbeelden geven geen aanwijzing voor deze manier van schrijven van de 0. Wanneer we de schrijfwijze van alle arabische cijfers bekijken, dan blijkt het tweede cijfer een in de middeleeuwen gebruikelijke 4, zij het dat de linker poot hier niet doorgezet is. De voorbeelden laten zien dat bij ongelijke poten, zoals bij een voorbeeld uit 1495, meestal de linker prominenter is aangegeven dan de rechter, maar er zijn uitzonderingen, zoals Jan van Eyck in 1437 laat zien.

Het derde cijfer is al langer bekend. Het is de Λ als 7, zoals ook Jan van Eyck die in 1437 toonde.

Maar dat laatste cijfer? Voor het gesuggereerde cijfer 9 ontbreekt er maar al te veel. Van alle andere cijfers is er maar één dat mogelijk is: het cijfer 5. Duidelijke verwantschap levert een 5 uit 1512, evenals een voorbeeld uit 1485.

Het los schrijven van twee delen van een cijfer komt wel meer voor, zie een voorbeeld van een 5 uit 1454 en een 7 uit 1473.

Alles overziend komen we dus uit bij het jaartal 1475.
Wat na een eeuw puzzelen nog niet ontcijferd was, bleek nu, dankzij de cijferdatabase, in een half uur opgelost. Dat puzzelen is gedaan vóór het lezen van de literatuur om 'hineininterpretieren' te vookomen.
Het resultaat van deze objectieve lezing van het jaartal sluit perfect aan bij het verhaal van de Trots van de stad: in 1460 begonnen de werkzaamheden, die de verplaatsing van de graven 15 jaar later noodzakelijk zouden maken.

Tot slot: is het toeval? In de rekeningen van de Dom van november 14741 staat een post voor het transport van 1150 tegels van de gracht naar de bouwloods: 'blauwe' en 'witte' tegels, dus vermoedelijk hardsteen en Gobertange steen. Dat klopt met het soort tegels dat in het koor ligt. De keizerssteentjes liggen in het verhoogde deel van het koor en om dat te bevloeren heb je ongeveer 1150 tegels van 27 x 27 cm nodig.

22-10-2015, Jean Penders