In de tegelvloer van het koor van de Domkerk ligt, achter de avondmaalstafel, een aantal onopvallende, maar zeer
belangrijke tegels: de 'keizerssteentjes'. Het gaat om twee reeksen van drie tegels, 'blauwe' (zwarte hardsteen) en
'witte' (gele Gobertange), plus een gele,
heel afwijkende tegel,
die er niet direct op aansluit.
De nieuwste publicatie met 'de kennis van nu' over de Dom en de tegels is
De Utrechtse Domtoren, trots
van de stad. Hierin schrijven René de Kam, Frans Kipp en Daan Claessen dat de keizerlijke stoffelijke resten
oorspronkelijk niet op deze plaats lagen. "Aanvankelijk rustten hart en ingewanden van beide keizers in een
monumentale graftombe in de viering van de Dom. Na de afbraak van het romaanse transept die in 1460 begon, zijn de
keizersgraven verplaatst naar het koor voor het hoogaltaar. Sinds die tijd worden de graven door zes kleine tegeltjes
met wapens en inscripties gemarkeerd."
Het belang van de tegels is al uitvoerig belicht in 1929 door H.C. Hazewinkel in zijn artikel
De
keizersgraven in den Dom. Onder de tegels liggen het hart en de ingewanden van keizer Koenraad II
(gestorven 1039) en van keizer Hendrik V (gestorven 1125). Naar ieder verwijst een rij van drie tegels.
Hij tekent en bespreekt ook het zo afwijkende tegeltje met 'hiërogliefen'. Hij begreep
dat het om een jaartal moest gaan, maar ontkracht terecht dat er '1039' zou staan zoals eerder beweerd werd.
Het derde cijfer, Λ, interpreteert hij juist: het is een 7. En verder? Het jaartal kan "met veel
goeden wil slechts opgevat worden als
1079".
In 1965 onderschrijven E.J. Haslinghuis en C.J.A.C. Peeters in hun monografie
De Dom van Utrecht de
interpretatie van Λ als 7. Het karakter van de serie tegels wijst, volgens hen, op de
15e eeuw, maar
verder dan dat komen ze niet.
De belangrijkste bijdrage aan de discussie is van John M.A. van Cauteren in
De liturgische koordispositie van de romaanse Dom
te Utrecht, uit 1988. Hij geeft de oorspronkelijke plaats van de graven, de herplaatsing na de sloop van het transept en de
twee verhuizingen van de tegels in 1720, waarbij ze op de huidige plaats terecht kwamen. Bij de beschrijving van de tegels noemt hij
de jaartaltegel niet. Waarom werden de graven pas in de 15e eeuw verplaatst, terwijl het gotisch koor al rond 1350 gebruikt
kon worden? "De hierboven geschilderde gang van zaken verklaart dit fenomeen en geeft de mogelijkheid de stenen nauwkeuriger te
dateren: namelijk
rond 1460-1470."
In 1997 is de puzzel bijna opgelost in
Graven en begraven in de Dom van Utrecht, door P. Borst & A. de Groot
& J.G. Jonker-Klijn & R.Roks. Zij beschrijven, met foto, de jaartalsteen: "een geel steentje, waarop het
jaartal
147(9?). Mogelijk het jaar waarin de keizerssteentjes hier zijn aangebracht".
Het tweede cijfer is vermoedelijk vooral als een 4 gelezen op grond van de genoemde dateringen in de 15e eeuw. Het vraagteken
bij de 9 is terecht geplaatst.
Jammer dat de
Trots van de stad geen woord wijdt aan de jaartaltegel, want het precieze jaartal is een 'bouwsteen'
voor dit beeldend gebrachte verhaal over de bouw van kerk en toren.
De grote vraag is dus: welk jaartal staat op de tegel?
Laten we niet, zoals de genoemde auteurs, naar
andere bronnen kijken, maar naar de
echte bron: de tegel zelf.
Het
eerste cijfer is ondubbelzinnig een
1
Voor het
tweede cijfer lijkt het
cijfer 0
of het
cijfer 4
in aanmerking te komen.
De 0 zou passen bij de eeuw, waarin Koenraad II stierf, maar de voorbeelden geven geen aanwijzing
voor deze manier van schrijven van de 0.
Wanneer we de schrijfwijze van alle arabische cijfers bekijken, dan blijkt
het tweede cijfer een in de middeleeuwen gebruikelijke
4, zij het dat de linker
poot hier niet doorgezet is. De voorbeelden laten zien dat bij ongelijke poten, zoals bij een voorbeeld uit
1495, meestal de linker
prominenter is aangegeven dan de rechter, maar er zijn uitzonderingen,
zoals Jan van Eyck in
1437 laat zien.
Het
derde cijfer is al langer bekend. Het is de Λ als
7, zoals ook Jan van Eyck die in 1437 toonde.
Maar dat
laatste cijfer? Voor het gesuggereerde
cijfer 9
ontbreekt er maar al te veel. Van alle andere cijfers is er maar één dat mogelijk is:
het
cijfer 5.
Duidelijke verwantschap levert een
5 uit
1512,
evenals een voorbeeld uit
1485.
Het los schrijven van twee delen van een cijfer komt wel meer voor, zie een voorbeeld van een 5 uit
1454
en een 7 uit
1473.
Alles overziend komen we dus uit bij het jaartal
1475.
Wat na een eeuw puzzelen nog niet ontcijferd was, bleek nu, dankzij de
cijferdatabase,
in een half uur opgelost. Dat puzzelen is gedaan vóór het lezen van de literatuur om 'hineininterpretieren' te vookomen.
Het resultaat van deze objectieve lezing van het jaartal sluit perfect aan bij het verhaal van de
Trots van de stad: in 1460 begonnen de werkzaamheden, die de verplaatsing van de graven 15 jaar later
noodzakelijk zouden maken.
Tot slot: is het toeval? In de rekeningen van de Dom van november
14741 staat een post voor het transport van 1150 tegels
van de gracht naar de bouwloods: 'blauwe' en 'witte' tegels, dus vermoedelijk hardsteen en Gobertange steen.
Dat klopt met het soort tegels dat in het koor ligt. De keizerssteentjes liggen in het verhoogde deel van het koor en
om dat te bevloeren heb je ongeveer 1150 tegels van 27 x 27 cm nodig.
22-10-2015, Jean Penders